‘Heb je bij de aanschafprijs wel rekening gehouden met de afschrijving?’ Verbaasd kijkt de persoon tegenover me in de trein naar zijn medereiziger naast hem. Enthousiast heeft hij hem net over zijn nieuwe auto verteld en ook over het lage brandstofverbruik. Stukken goedkoper dan zijn vorige auto begrijp ik en hij heeft hem ook op de zaak gezet. ‘Je auto heeft over tien jaar niet meer dezelfde waarde als nu. Dat kost je per jaar dus die waardevermindering gedeeld door tien.’ Op het voorhoofd van de gelukkige eigenaar van de nieuwe auto vormt zich een diepe denkrimpel. Dat zijn toch ook kosten die je jaarlijks van je omzet mag aftrekken?
Koop je voor je bedrijf iets dat weer wordt doorverkocht dan valt dat onder de inkoop. Hetgeen je met dit doel hebt aangeschaft valt onder de voorraad. Middelen die je nodig hebt voor je bedrijfsvoering vallen onder investering. Denk hierbij aan meubilair, computers en een koffiezetapparaat. De kosten voor dergelijke zaken worden niet in een keer opgevoerd, maar verdeeld over meerdere jaren.
Investeringen lager dan € 450 hoeven niet te worden afgeschreven over een aantal jaren. De gemaakte kosten kunnen direct worden afgeboekt. Dat is wel zo prettig. Stel je voor dat je zelfs voor de aanschaf van een paar pennen een afschrijving zou moeten bijhouden.
Maximaal mag je 20% van de aanschafkosten per jaar afschrijven. Vijf jaar is dus de minimale periode voor de afschrijving van een investering. De meest gebruikte periodes voor afschrijvingen zijn vijf of tien jaar.
Afschrijving per jaar = (aanschafkosten – restwaarde) : geschatte gebruiksduur
Kost een computer € 1000 en is de restwaarde over 10 jaar € 0,00 dan wordt per jaar 10% afschrijving in de boekhouding verwerkt.
Wanneer je bijvoorbeeld op 1 juli een computer koopt, dan is de afschrijving voor het eerste jaar niet 20 procent maar 6/12 deel daarvan.
De Belastingdienst geeft op haar website uitgebreide informatie over alle regels rond afschrijven.